Weeknotes 7-11 juli
Weeknotes – Civic Tech Event @ Digicampus
Vorige week hadden we bij Digicampus een event ter ere van de 6 jarige verjaardag van Digicampus. Dit event organiseerden we samen met de OECD waarmee we twee jaar aan een project gewerkt hebben rond ‘Technical Support Instruments for Civic Participation’ (zie het eindrapport). Dit project verkende de bestaande en potentiële mogelijkheden voor burgerparticipatie door opkomende technologieën en zorgde voor kennisuitwisseling op dit terrein tussen verschillende EU landen.
Voor het event werd ik gevraagd kort wat te zeggen over hoe ik kijk naar de ontwikkelingen van Civic Tech in Nederland.
Hieronder de korte gedachten die ik noteerde onder de titel:
The Good, The Bad and the Hoop for Civic Tech.
Op 3 juli 2025 vierden we zes jaar Digicampus. Voor mij een plek waar toekomstdenken vanzelfsprekend voelt. Bij Digicampus komen overheid, wetenschap, ondernemers en maatschappelijke organisaties samen om te werken aan wat publieke waarde kan opleveren in een digitale samenleving. Een fascinerend onderdeel van onze digitaliserende samenleving is Civic Tech, het gebruik van technologie om de relatie tussen overheid en burger te vernieuwen en verbeteren.
The Good: het mooie van Civic Tech
Laten we beginnen met wat goed gaat. Civic Tech – technologie die burgerparticipatie faciliteert – is in essentie een hoopvolle beweging. Het neemt de decentralisatie van macht serieus. Het erkent dat wijsheid niet alleen huist in ministeries of denktanks, maar juist in de dagelijkse ervaringen van gewone mensen. Als voormalig student politieke geschiedenis heb ik veel geleerd van Hannah Arendt. In haar boek The Human Condition waarschuwde ze voor een moderne samenleving die enkel draait om werken, consumeren en sterven. Een samenleving waarin het waardevolle publieke leven verdwijnt. Ze pleitte voor iets dat ze ‘vita activa’ noemde: het actieve leven waarin je niet alleen in de wereld leeft, maar er ook actief zelf vorm aan geeft samen met de mensen om je heen.
Civic Tech is voor mij een hedendaagse invulling van zo’n vita activa. Het nodigt mensen uit om mee te doen, verantwoordelijkheid te voelen, en mede-eigenaar te zijn van beslissingen die hun omgeving beïnvloeden. Denk aan tools zoals Decidim in Barcelona, waar burgers zelf voorstellen kunnen doen en meebeslissen over beleid. Of aan platforms zoals FixMyStreet en het Nederlandse Signalen, waarmee je simpel meldingen kunt maken over je buurt. Of aan de groei van participatief begroten, waarbij inwoners van gemeenten direct mee beslissen over de besteding van publieke middelen. Civic Tech maakt het mogelijk om meer te doen dan werken, consumeren en sterven. Het maakt het mogelijk om actief de samenleving waarin je leeft vorm te geven.
The bad: laten we eerlijk zijn
Civic Tech is geen vanzelfsprekend succesverhaal. Macht laat zich niet zomaar herverdelen. In de praktijk zien we vaak dat burgerparticipatie welkom is… zolang het niet te veel schuurt. Zolang het systeem niet écht verandert.
Ik heb het van dichtbij gezien: participatieprojecten die vooral dienen om een participatie-checkbox aan te vinken. Burgerpanels zonder echte besluitvorming die wel zo geadverteerd worden. Luistersessies zonder de intentie om werkelijk te luisteren, maar vooral om de indruk achter te laten dat er geluisterd wordt.
Laten we duidelijk zijn: Civic Tech is niet gewoon een betere app of een mooiere feedbackknop op je website. Als we het serieus nemen, gaat het om het anders organiseren van macht in een samenleving. En dat roept weerstand op. Alles dat macht herverdeelt roept weerstand op. Ambtenaren vrezen voor hun zorgvuldig gedefinieerde mandaat. Politici voelen zich bedreigd in hun rol als beslissers. Want Civic Tech zegt eigenlijk: een vertegenwoordiger is niet de persoon die alles weet en beslist, maar degene die weet hoe je collectieve kennis, ervaring en wijsheid samenbrengt en organiseert.
Wat we vaak zien is participatie-washing: een burgerpanel organiseren “omdat het moet”, niet omdat je echt iets wil veranderen. De taal van vita activa gebruiken, maar de macht stevig vasthouden.
The hope: wat hebben we dan wél nodig?
We hebben meer nodig dan alleen goede tools. Nog beter werkende apps, platformen en infrastructuur gaan we het niet mee redden. We hebben instellingen, agenda’s en leiders nodig die het publieke leven (vita activa) opnieuw durven op te bouwen. Met de technische mogelijkheden die we nu hebben. Leiders die democratie niet reduceren tot één stem om de vier jaar, die gewonnen kan worden in aandachttrekkende ophefcampagnes. Leiders die participatie zien als iets dat leeft in het alledaagse. Iets dat tijd, vertrouwen, aandacht en versterkende technologie vraagt. Leiders die macht willen delen, omdat daarmee vertrouwen gewonnen kan worden.
Civic Tech moet niet het podium geven aan degenen die het hardst schreeuwen. Het moet ruimte maken voor wie normaal niet wordt gehoord – mensen met inzicht, empathie en ervaring. Mensen die we nu vaak missen aan tafel, doordat de tafel vol zit met mensen die honger naar macht en aandacht hebben.
Laat Civic Tech geen bijzaak zijn van onze democratie. Laat het een manier zijn om haar meer tot leven te brengen.
Ik zou heel graag met Digicampus de komende zes jaar niet alleen bijdragen aan betere digitale diensten, maar ook een sterkere democratie waarin mensen meedoen door slimme technologie.



